'Onelinen' voor de media

Door Ingrid Leewangh

Hoe vaker een onderzoek in de media komt, hoe hoger de score in de citatenindex. Impress the press lijkt daarmee van levensbelang voor onderzoekers. Maar hoe pak je dat aan?

Wetenschap is saai. De aantrekkingskracht van universiteiten zit in een diepe put. Shell en Philips overwegen zelfs gastcolleges op scholen te geven. Op die manier proberen ze studenten enthousiast te krijgen voor

een studie scheikunde, wiskunde of natuurkunde, zo berichtte het achtuurjournaal onlangs. Wat kunnen onderzoekers zelf doen om wetenschappelijk onderzoek een aantrekkelijke uitstraling te geven? Aandacht in de pers zou helpen. Maar hoe krijg je die?

Op het symposium Bessensap organiseerde de Vereniging Wetenschapsjournalisten Nederland (VWN) masterclasses voor onderzoekers. 'Hoe verkoop ik mijn onderzoek aan de pers?' En dat die verkooptechnieken voor wetenschappers nog niet zo makkelijk zijn, bleek uit de 'Idols'-achtige praktijken die daar volgden. De ene onderzoeker ratelde maar door zonder adem te halen, terwijl een andere zes minuten lang tegen zijn laptop aanpraatte.

Sander Haemers van de afdeling radiochemie van het IRI wist de jury niet te overtuigen, terwijl zijn onderzoek in alle media al aandacht had gekregen: eiwitten uit de mossel gebruiken voor een inwendige lijm. Inwendige lijm? "Om bijvoorbeeld een darm te lijmen of een verbrijzeld been te plakken", vertelt de onderzoeker. Hij verzandde in een verhaal over ingewikkelde molecuulstructuren waarin toch echt het geheim van onderwaterlijm ligt: namelijk de manier waarop de eiwitten een chemische binding aangaan (crosslinking). Journalisten adviseerden hem te beginnen met een vraag. Knijp een tube bizonkit leeg onder water, bijvoorbeeld, en probeer alsnog iets te plakken.

Dat wat de onderzoeker het belangrijkst vindt in zijn onderzoek is opvallend vaak niet hetgeen de journalist interesseert en waarmee hij uiteindelijk de lezer, kijker of luisteraar verleidt. Ook professor Theo van Holten van de leerstoel prestatieleer van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek kan daarover meepraten. Hij werkt aan een nieuwe helikopter zonder staartrotor, iets wat de actie-reactiewet van Newton schijnbaar te boven gaat. De hoofdrotor is gemaakt met een flapping mechanism dat lijkt op het klapwieken van een vogelvleugel, met als grote voordeel dat de staartrotor achterwege kan blijven. "Als ik een publicatie schrijf voor vakgenoten, schrijf ik over de uitvinding die op het eerste gezicht strijdig lijkt te zijn met de wetten van Newton. Maar in krantenstukken halen redacteuren als eerste de vergelijking aan met het klapwieken van een vogel. Dat is toch een verschil waarmee je als onderzoeker rekening moet houden."

Passie
Impress the press: het is niet zo makkelijk voor een onderzoeker als het misschien lijkt. De radiojournalist wil een helder en uitgebreid verhaal, de televisiemaker een mooi shot en deschrijvende pers een prikkelende vraagstelling om de lezer het verhaal in te trekken.

Onzin, vindt televisieregisseur Jan Vink, maker van onder andere 'Jota!', een programma op de zondagmiddag waarin hij elke week in een korte documentaire een aio volgt. Eind februari maakte hij een uitzending over 'veda's': meer dan drieduizend jaar oude teksten uit India die de voorloper zijn van het Sanskriet, een taal die tegenwoordig niemand in India meer als moedertaal spreekt. De aio die onderzoek deed naar de het gebruik, de betekenis en interpretatie van de oude teksten wist zo enthousiast te vertellen over zijn werk, dat de redactie naderhand heel veel reacties kreeg. "Bij die uitzending hadden we echt geen spectaculaire beelden. Daaruit leid ik af dat ik best zonder goed shot kan", beweert Vink. "Wat heb jij, de wetenschapper, te bieden dat je benedenbuurvrouw raakt in haar wereld? Daar gaat het om. Dat kan passie zijn, creativiteit, maar ook het zwoegen van de wetenschapper. Dat spreekt de kijker aan."

Ook freelance wetenschapjournalist Bennie Mols wil passie terugzien in de praatjes van de onderzoekers. "Het gaat om de inhoud. Maar daarnaast wil ik de kick van het ontdekken zien. Het plezier waarover fysicus Feymann schrijft in zijn 'The Pleasure of Finding Things Out', dát wil ik horen." Volgens Mols moeten onderzoekers beter nadenken over een prikkelende vraag om het publiek te verleiden.

Aandacht
Het komt geregeld voor: een balkon komt naar beneden, een spaceshuttle stort neer of een commissie verzint een plan om speciale noodoverloopgebieden onder water te zetten.
Programmamakers snellen naar de universiteit en een wetenschapper krijgt een microfoon onder zijn neus voor een deskundige oneliner in een journaal of actualiteitenrubriek.
Vink heeft een tip voor de onderzoeker die wordt gevraagd om een korte reactie bij een ramp of nieuwe ontdekking. "Word je op een dag benaderd door een actualiteitenprogramma, bedenk dan goed van tevoren: wat wil ik vertellen? Het is gruwelijk om te zeggen, maar veel televisiemakers weten weinig of niets over jouw vakgebied. Ze lezen zich nauwelijks in en stellen zeker de verkeerde vraag. Slechts een handjevol heeft kennis van bètawetenschappen." De regisseur maakt overigens duidelijk onderscheid tussen actualiteitenprogramma's die snel om een mening vragen en documentairemakers die de tijd hebben zich grondig voor te bereiden voor een item.

Maar ook bij een goed voorbereid  televisiejournalist moet je goed oppassen, waarschuwt Vink. "Wat ga je als aio vertellen? Het is jouw onderzoek en jij moet goed bedenken wat je de kijker te bieden hebt. Maar houd daarbij ook de toeschouwers en lezers in de gaten. Wat willen zij?"
Om dat te proberen zou een aio eens voor een vwo-klas moeten staan, vindt Vink. "Om te oefenen, zien of het publiek je verhaal interessant vindt. Kun je hun aandacht vasthouden, probeer het dan eens in 4-havo of in de brugklas. Lukt het je om brugklassers geboeid naar je verhaal te laten luisteren, dan zou het wel eens kunnen dat je de gemiddelde tv-kijker iets te bieden hebt."


Weten wat de kijker wil, is dat niet de taak van de regisseur?
"Natuurlijk is dat zo. Maar dat neemt niet weg dat je als wetenschapper zelf ook kritisch naar je eigen verhaal moet kijken", meent Vink. "Aio's trekken zich vaak terug in het materiaal en de methoden. Op het gebied van achtergronden, toepassingen en het raakvlak met de samenleving hebben ze vaak weinig te bieden, maar daarin zijn juist de kijkers geïnteresseerd. En om een idee te krijgen hoe je daarmee om moet gaan, kan wat oefenen op een middelbare school enorm helpen."
En daarmee sluit Vink aan op de algemene klacht van mediadeskundigen over de lezingen van onderzoekers: ze houden te veel vast aan hun Powerpoint-presentaties. "Jammer, want zo wordt een praatje nooit interactief", zegt Jeanine de Bruin van Hakuna Matata science & media. Haar bedrijf ontwikkelt en realiseert projecten op het gebied van wetenschapscommunicatie, educatie en multimedia. Ook trainde zij enkele wetenschappers die op het symposium Bessensap een praatje hielden. "Ik adviseer wetenschappers om de helft van de beschikbare praattijd op een publieksbijeenkomst vol te praten. Op die manier is er tijd in het geval er iets misgaat. Bovendien kun je nog een anekdote vertellen bij een vraag uit de zaal", vertelt De Bruin. "Maar ook tekenen op het bord en het zoeken naar een plaatje tussendoor maken je lezing minder statisch."

Tijdens haar trainingen aan aio's vraagt De Bruin de wetenschappers zich te verplaatsen in het publiek. "Maar dan met andere ogen en oren." En wat willen de toeschouwers horen? Meestal niet het verhaal van het materiaal en de methoden, weet De Bruin, óndanks dat het de dagelijkse praktijk is van de onderzoeker. "Het interessantste gedeelte van een onderzoek vindt het publiek toch de resultaten en daarbij de menselijke kant van het verhaal. Onderzoekers zijn heel gedreven in hun werk. Als ze dat kunnen overbrengen, dan pas krijg je interessante verhalen."

De Bruin heeft een verklaring voor de 'onmenselijke' kant van wetenschap: "In de wetenschap gaat iedereen objectief te werk. Onderzoek leert het persoonlijke uit te sluiten, het gaat om de feiten. Dat is dodelijk voor een verhaal dat het publiek aanspreekt."

Wetenschappers en journalisten botsen nogal eens. Waaraan een onderzoeker vijf jaar werkt, wil de journalist het liefst in vijf minuten kunnen opschrijven, en waar de wetenschapper van nuance houdt wil de journalist enkel de grote lijn. Hoe vinden Delftse onderzoekers hun onderzoek in de media terug? Cees Dekker, afdeling nanoscience (TNW): "Journalisten slaan heel erg vaak de plank mis in het correct samenvatten van een wetenschappelijke ontdekking. Meestal komt een artikel voor plaatsing terug voor commentaar en correcties, maar toch gaat het vaak daarna nog fout. Bij een van de eerste artikelen over ons werk in 'NRC Handelsblad' luidde de titel over koolstof nanobuisjes: 'Kunstmatige atomen; moleculaire transistoren gemaakt van Buckybuisjes'. Kunstmatige atomen was een vreemde aanduiding voor deze nanobuisjes en karakteriseerde bepaald niet scherp onze ontdekkingen. Vaak wordt zo'n titel vlak voor de deadline toegevoegd of veranderd. Meestal is het effect niet zo'n ramp. Alleen, je wilt toch graag dat je vinding op correcte wijze in de krant komt. Daarom is het zeker storend als journalisten je werk slecht samenvatten. Overigens maakt het je zeker nog bewuster van het feit dat je de krant zeer kritisch moet lezen. Daarnaast hebben journalisten vaak de neiging het belang van de toepassing van een vinding te overdrijven. Hierin moet ik ze meestal temperen." Professor Theo van Holten, leerstoel prestatieleer (L&R): "Vorig jaar werd ik gevraagd door een actualiteitenprogramma om mijn mening te geven over een rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Kort samengevat kwam het erop neer dat er opnieuw politieke problemen konden ontstaan over Schiphol vanwege de veiligheid en de milieuvervuiling. Mijn mening lag genuanceerder dan de mening die het televisieprogramma me wilde opdringen. Toen heb ik geweigerd en zij hebben een andere 'deskundige' gevonden. Dat is de eerste en enige keer geweest dat ik teleurgesteld was in de journalistiek."




Overgenomen uit Delta, universiteitsblad van de TUDelft.